De Eerste Kamer heeft in januari 2021 ingestemd met het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. De versoepeling van de RVU-heffing is een van de overgangsmaatregelen voor de korte termijn uit het pensioenakkoord. Deze versoepeling geldt voor een periode van 5 jaar met een uitloopperiode van 3 jaar. Na die termijn moeten de afspraken rondom duurzaamheid (lange termijn) uit het pensioenakkoord effect hebben.
Het doel van de RVU-drempelvrijstelling is om werknemers die overvallen zijn door de verhoging van de AOW-leeftijd, en die niet in staat zijn gezond werkend de AOW-leeftijd te bereiken, een mogelijkheid te bieden tot vervroegd uittreden. Het is aan de sociale partners om te bepalen welke groepen werknemers hiervoor in aanmerking moeten komen.
De hoogte van de RVU-drempelvrijstelling wordt aan het begin van ieder kalenderjaar bijgesteld op basis van het geldende netto-ouderdomspensioen*. De hoogte van de drempelvrijstelling is een bedrag dat na vermindering met de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen gelijk is aan het nettobedrag van de AOW-uitkering. Het ligt niet voor de hand om de generieke drempelvrijstelling te verhogen met toeslagen. De hoogte van bijvoorbeeld avond- en weekendtoeslagen kunnen immers verschillen per sector en soms zelfs per werknemer.
Wat betekent dit concreet?
Door de drempelvrijstelling in de RVU van €1.767 per maand, kan een werkgever circa € 21.000,- per jaar uitbetalen aan een werknemer totdat een RVU-heffing is verschuldigd. Dit komt overeen met een bedrag dat grofweg gelijk is aan het minimumloon op jaarbasis.
*Artikel 9:5a van de Algemene Ouderdomswet. Dit is het bedrag van de alleenstaanden-AOW (70% van het nettominimumloon, gebruteerd).
Zoals afgesproken in het pensioenakkoord, onderzoeken het kabinet en hun sociale partners momenteel of het mogelijk is om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren (bijv. 45). Daarbij is afgesproken dat de uitvoerbaarheid en het behoud van de
AOW als volksverzekering en stabiele basis van ons pensioenstelsel, belangrijke aandachtspunten
zijn. Het onderzoek is in volle gang en complex. Het kabinet heeft de ambitie het onderzoek naar deze complexe materie in december 2020 af te ronden.
Het maken van afspraken over een vervroegde uittreedregeling is een verantwoordelijkheid van zowel de sociale partners, werkgevers als werknemers. Het versoepelen van de RVU-heffing zorgt ervoor dat het afspreken van vervroegde uittreedregelingen financieel beter haalbaar wordt. Niet alleen sectoraal, maar ook op ondernemingsniveau.
Er is geen overzicht van welke beroepen gezien moeten worden als zwaar. Sociale partners
bepalen samen welke werknemers in hun sector zij in aanmerking willen laten komen voor
vervroegde uittreding in het kader van de versoepeling van de drempelvrijstelling, bijvoorbeeld
omdat ze zwaar werk doen.
Het gebruik maken van deze mogelijkheid is niet gratis. De werkgever moet bereid zijn de RVU-uitkeringen te doen en de werknemer moet genoegen nemen met een inkomen dat waarschijnlijk lager is dan het arbeidsinkomen. De werknemer zal hierdoor in veel gevallen een deel van het eigen pensioen moeten inzetten om de uitkeringen aan te vullen.
De hoogte van het loon is niet relevant voor de hoogte van de drempelvrijstelling. Die is in alle
gevallen namelijk gelijk. Komt de RVU-uitkering hoger uit dan de drempelvrijstelling? Dan zal over dat
gedeelte de RVU-heffing betaald moeten worden. Dit betekent dat werknemers met een hoog loon / een RVU-uitkering hoger dan de drempelvrijstelling, relatief duurder zijn dan werknemers met een lager loon / RVU-uitkering die op of beneden de drempelvrijstelling.
De voorgestelde RVU-drempelvrijstelling geldt ongeacht de omvang van het dienstverband van de
werknemer. Let op: het is niet de bedoeling om werknemers meerdere dienstbetrekkingen te geven. Bijvoorbeeld bij concerns en holdingconstructies. De drempelvrijstelling mag maar 1 keer per werknemer worden benut.
Met het subsidiebudget van €1 miljard geeft het kabinet in de periode 2021 t/m 2025 een
stevige impuls aan beleid en maatregelen gericht op duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken
en een goede overgang van werkend leven naar pensioen.
Met de fiscale facilitering van regelingen voor vervroegde uittreding, biedt het kabinet de huidige groep werkende zestigers ook de mogelijkheid eerder te stoppen. Zij hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een aantal veranderingen in de AOW-leeftijd. Onder hen zijn werknemers voor wie het moeilijk is om door te werken tot het pensioen. Bijvoorbeeld omdat zij het werk als fysiek of mentaal zwaar ervaren, of omdat er in het verleden te weinig is gedaan aan hun duurzame inzetbaarheid.
De tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDI&EU) moet voor een
cultuuromslag zorgen. Werkgevers en werknemers moeten zich bewust zijn van hun
verantwoordelijkheid voor duurzame inzetbaarheid.
Wilt u ook weten wat Loyalis op dit gebied voor u kan betekenen? Neem gerust contact op met onze specialisten!